
Het ministerie van Onderwijs en Opleiding blijft vasthouden aan zijn voorstel voor een speciale salariscoëfficiënt voor leraren - Foto: VINH HA
Het Ministerie van Onderwijs en Opleiding gaf in een persbericht dat op 14 november naar persbureaus werd gestuurd, aan dat de huidige salarisregeling voor leraren tot nu toe niet in overeenstemming is met het beleid dat de Partij en de Staat de afgelopen 29 jaar hebben vastgesteld.
Daarom zijn de salarissen van leraren niet het hoogst binnen het systeem van salarisschalen voor administratieve beroepen. Bovendien zitten de meeste leraren in een lagere salarisschaal dan ambtenaren in andere sectoren en vakgebieden.
Kleuterleidsters hebben het laagste salaris
Concreet valt momenteel slechts 12% van de leraren in de drie salarisschalen A1 - A2.1 - A3.1, terwijl bijna 100% van de ambtenaren in andere sectoren en vakgebieden in deze drie salarisschalen valt. Van hen valt slechts 1,17% van de senior leraren (graad 1) in het hoogste salaris (inclusief A3.1 en A3.2). In andere sectoren valt maximaal 10% van de ambtenaren in salarisschaal A3.1.
Volgens het Ministerie van Onderwijs en Vorming heeft 88% van de leraren een lager salaris dan ambtenaren in andere sectoren en vakgebieden. Van hen hebben leraren de hoogste salariscoëfficiënt van 6,78, terwijl ambtenaren in andere sectoren de hoogste salariscoëfficiënt van 8,0 kunnen krijgen (1,18 keer hoger). Leraren zijn ook gebonden aan de voorwaarden van het opleidingsniveau volgens voorgeschreven normen.
100% van de kleuterleidsters heeft het laagste salaris in het systeem van administratieve salarisschalen. De begincoëfficiënt van kleuterleidsters in graad III is 2,10, terwijl die van andere functies in graad III in andere sectoren 2,34 is (1,11 keer hoger).
De startcoëfficiënt van een leraar in graad II bedraagt 2,34, terwijl die van functies in graad II in andere sectoren 4,4 is (1,88 keer hoger).
Zo is de startcoëfficiënt van een eersteklas kleuterleidster 4,0, voor andere sectoren is die 6,2 (1,55 keer hoger). De hoogste coëfficiënt die een kleuterleidster kan behalen is 6,38, voor andere sectoren is die 8,0 (1,25 keer hoger).
Het Ministerie van Onderwijs en Vorming is op basis van bovenstaande cijfers van mening dat het beroep van leraar niet de erkenning en eer krijgt die het verdient, zoals is vastgelegd in het beleid van de Partij.
Salarisbeleid is geen 'gunst'
Volgens het Ministerie van Onderwijs en Vorming geeft de Nationale Assemblee in artikel 23, lid 4, van de Wet op het Onderwijs de regering de opdracht om de salarissen en vergoedingen voor leerkrachten gedetailleerd vast te leggen.
De verantwoordelijkheid om de regeling "De salarissen van leraren staan bovenaan in het systeem van salarisschalen voor administratieve carrières" vast te leggen, is dan ook een uitvoering van het beleid van de Partij dat al bijna 30 jaar wordt bepaald. Het is niet alleen de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Onderwijs en Vorming, maar ook van de relevante ministeries en takken om de regering te adviseren over specifieke beleidsoplossingen voor de implementatie.
"Het hoogste salaris voor leraren in het administratieve loopbaansysteem is geen 'gunst', maar een waardige behandeling voor leraren.
Het betalen van hoge salarissen aan leraren is een manier om de waarde van het lerarenberoep met zijn bijzondere kenmerken te erkennen en de rol op zich te nemen die de toekomst van de natie bepaalt, zoals Resolutie 71/NQ-TW van het Politbureau zojuist heeft uitgevaardigd. Het voorstel voor een speciale coëfficiënt bij de berekening van lerarensalarissen getuigt dan ook van een waardige behandeling van de rol, positie en verantwoordelijkheid van leraren", aldus het Ministerie van Onderwijs en Vorming.
Het ministerie gaf ook aan dat uit de statistieken van het ministerie (schooljaar 2022-2023) vóór de afkondiging van de Wet op het Onderwijs bleek dat het percentage leraren dat stopte met het beroep of van carrière veranderde, 10% van het totale aantal leraren bedroeg.
De meeste leraren die hun baan opzeggen, zijn jonger dan 35 jaar (61%). Het is opvallend dat de golf van leraren die stoppen en van baan veranderen zich concentreert in achterstandswijken. Tegelijkertijd slagen lerarenopleidingen er ook niet in om getalenteerde studenten aan te trekken.
Toen de Wet op Leraren werd aangenomen, met nieuwe regels over het salarisbeleid, had dit een positieve impact op de werving en selectie van leraren in veel plaatsen.
Eerder kondigde het Ministerie van Onderwijs en Vorming een ontwerpbesluit aan dat het salarisbeleid, de toelageregeling voor leraren en de uitvoering van de Wet op Leraren reguleert.
Daarom worden de salarissen van leraren berekend met een speciale coëfficiënt (afhankelijk van de functie). In principe gebruiken de salarisschalen voor leraren bij deze berekeningsmethode nog steeds de algemene salarisschaal voor ambtenaren in de publieke sector, maar dan met een speciale coëfficiënt om het principe te waarborgen dat "de salarissen van leraren het hoogst worden gerangschikt in de salarisschaal voor administratieve functies".
Bovendien voorziet het ontwerp in voorkeursvergoedingen voor leraren, afhankelijk van de specifieke vakken.
Het Ministerie van Onderwijs en Opleiding heeft bevestigd dat de speciale salariscoëfficiënt zoals voorgesteld in het ontwerp de opzet van het huidige salarissysteem niet verstoort en dat er een volledige wettelijke basis voor implementatie bestaat.
Bron: https://tuoitre.vn/bo-gd-dt-88-nha-giao-dang-duoc-xep-luong-thap-hon-vien-chuc-cac-nganh-khac-20251114175418836.htm






Reactie (0)