Volgens de regering zou het opheffen van het prijsplafond voor binnenlandse vliegtickets op dit moment de staat zonder reguleringsinstrument achterlaten en de toegang van mensen tot betaalbare vliegtickets beperken.
Het voorstel om het prijsplafond voor vliegtickets af te schaffen is al vaker geopperd door experts en bedrijven. Eerder dit jaar werd opnieuw voorgesteld om het mechanisme voor het beheer van binnenlandse vliegtickets te wijzigen, onder meer door het prijsplafond te verhogen en uiteindelijk af te schaffen.
In het rapport waarin de gewijzigde Wet op de Prijzen werd toegelicht en dat op 17 mei aan de Nationale Vergadering werd voorgelegd, stelde de regering dat er meningen waren die voorstelden om de maximumprijzen voor havendiensten en vliegtickets af te schaffen, en dat er zelfs werd voorgesteld om een minimumprijs voor vliegtickets vast te stellen.
De regering heeft echter verklaard dat de Wet op de Burgerluchtvaart en het ontwerp van de Wet op de Prijzen het mechanisme voor de prijsbepaling van vliegtickets zullen completeren, waarbij wordt overgeschakeld van een prijsrange naar een minimumprijs, wat betekent dat de minimumprijsregeling zal worden afgeschaft. Dit is bedoeld om concurrentie te stimuleren, de prijzen van diensten te verlagen, de belangen van consumenten te beschermen, met name die met een laag inkomen, en hun toegang tot diensten te waarborgen.
"Het afschaffen van het prijsplafond zou leiden tot het verlies van een instrument voor het reguleren van de prijzen voor binnenlandse luchttransportdiensten", aldus het toelichtende rapport van de overheid.
Bovendien is binnenlands luchtverkeer een essentiële dienst die van invloed is op het leven van mensen, de productie en het bedrijfsleven. Als prijsplafonds worden afgeschaft, zullen luchtvaartmaatschappijen zeer hoge tarieven vragen, vooral op sommige concurrerende routes, waardoor er tijdens piekperioden minder tickets beschikbaar zullen zijn. Dit kan de consumentenrechten aantasten en negatieve maatschappelijke gevolgen hebben.
"Gezien het huidige gemiddelde inkomen van de Vietnamese bevolking zou een aanzienlijke verhoging van de vliegtarieven de toegang tot vliegreizen voor veel mensen beperken. Zonder een beoordeling van de gevolgen is er daarom onvoldoende basis om het prijsplafond voor vliegtickets af te schaffen," aldus het overheidsrapport.
Vliegtuigen van verschillende luchtvaartmaatschappijen staan geparkeerd op de luchthaven Noi Bai. Foto: Giang Huy
Momenteel hanteert elk land een andere methode om de prijzen van vliegtickets te reguleren. China reguleert de prijzen bijvoorbeeld indirect en direct via de luchtvaartmaatschappijen. Indonesië stelt een maximumprijs vast, terwijl sommige landen de markt de prijzen laten bepalen.
Volgens de overheid is het op de lange termijn pas gepast om het maximumtarief af te schaffen wanneer er veel luchtvaartmaatschappijen actief zijn op de markt, er sprake is van echte concurrentie gebaseerd op lage tarieven en servicekwaliteit, en passagiers het recht hebben om prijzen te kiezen die aansluiten bij hun behoeften en betaalvermogen.
De maximumprijs voor binnenlandse vliegtickets is de afgelopen 8 jaar ongewijzigd gebleven. Het Ministerie van Transport is van plan de maximumprijs vanaf het tweede of derde kwartaal te verhogen, met een gemiddelde stijging van 3,75% ten opzichte van de huidige prijs.
Naast het handhaven van het maximumtarief voor vliegtickets, wil de regering ook het Stabilisatiefonds voor Brandstofprijzen behouden, ondanks de vele argumenten voor afschaffing ervan. Dit komt omdat het Stabilisatiefonds voor Brandstofprijzen een van de instrumenten is om de binnenlandse prijzen te reguleren; het is een economische maatregel, geen administratieve ingreep.
"In de huidige context is het afschaffen van dit fonds ongepast, omdat de petroleummarkt in Vietnam nog niet volgens marktprincipes functioneert, maar nog steeds door de staat wordt gereguleerd; de binnenlandse prijsaanpassingscyclus is nog lang en de reserves zijn beperkt," aldus de regering.
Sterker nog, wanneer de wereldwijde olieprijzen schommelen, speelt het Prijsstabilisatiefonds een regulerende rol. Het draagt bij aan het verminderen van de frequentie en omvang van prijsstijgingen, het beperken van de amplitude van schommelingen en het verzachten van negatieve gevolgen voor de productie en het bedrijfsleven.
Volgens de overheid is de publieke opinie over dit fonds momenteel verdeeld: sommigen willen het afschaffen, terwijl anderen het steunen. De ministeries, sectoren en brancheorganisaties zijn echter unaniem voorstander van het behoud van het fonds. Daarom zal het Ministerie van Industrie en Handel de regelgeving rond het fonds evalueren en herzien tijdens het proces van wijziging van Decreet 95/2021, waarbij de regelgeving wordt beoordeeld en aangepast aan de huidige situatie.
De wet op de prijzen (gewijzigd) zal naar verwachting voor de tweede keer worden besproken in de Nationale Vergadering tijdens haar openingszitting op 22 mei.










Reactie (0)