Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft op 30 juni 2025 circulaire nr. 11/2025/TT-BNV uitgegeven, waarin een aantal artikelen van de Wet op de sociale verzekeringen over vrijwillige sociale verzekeringen worden uiteengezet (hierna circulaire nr. 11/2025).
In deze circulaire worden artikel 8, artikel 33, artikel 4, artikel 101 van de Wet op de sociale verzekering en artikel 4, artikel 13 van Besluit nr. 159/2025/ND-CP van 25 juni 2025 van de regering gedetailleerd beschreven, waarin de implementatie van een aantal artikelen van de Wet op de sociale verzekering inzake vrijwillige sociale verzekering (hierna Besluit nr. 159/2025) wordt beschreven en begeleid.
De doelgroep van deze regeling zijn vrijwillige deelnemers aan de sociale verzekering en andere instanties, organisaties en personen die bij dit beleid betrokken zijn.
Regeling voor werknemers die deelnemen aan de verplichte sociale verzekering en die nog meer dan 6 maanden te gaan hebben om in aanmerking te komen voor pensioen
In circulaire nr. 11/2025 worden de hoogte van de bijdrage, de betalingswijze en de betalingsperiode van de vrijwillige sociale verzekering duidelijk vastgelegd voor werknemers die de verplichte sociale verzekeringsbetaling hebben beëindigd en die een resterende socialeverzekeringsperiode van meer dan 6 maanden hebben om in aanmerking te komen voor pensioen.
Werknemers die zijn gestopt met het betalen van verplichte sociale verzekeringen, maar nog steeds meer dan 6 maanden sociale verzekeringen missen om recht te hebben op pensioen, hebben dus recht op doorbetaling van vrijwillige sociale verzekeringen.
De hoogte van de bijdrage, de betalingswijze en de betalingstermijn voor de vrijwillige sociale verzekering worden als volgt voorgeschreven:
Ten eerste wordt de hoogte van de bijdrage vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van clausule 1, artikel 36 van de Wet op de sociale verzekeringen. Dat wil zeggen dat deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekering maandelijks 22% van het inkomen dat als basis dient voor de vrijwillige sociale verzekeringsbijdragen aan het pensioen- en overlijdensfonds betalen.
Ten tweede wordt de betalingsmethode uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen in clausule 2, artikel 36 van de Wet op de sociale verzekering, artikelen 6 en 7 van decreet nr. 159/2025.
Deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekering kunnen specifiek kiezen uit de volgende betaalmethoden: maandelijkse betaling, betaling over 3/6/12 maanden; of eenmalige betaling voor vele jaren; of eenmalige betaling voor de resterende sociale verzekeringsbetalingsperiode om in aanmerking te komen voor pensioen, met een formule die specifiek voor elk geval wordt voorgeschreven.
De betalingsperiode wordt uitgevoerd volgens de bepalingen in Clausule 3, Artikel 36 van de Wet op de Sociale Verzekeringen. Specifiek: Binnen een maand voor de maandelijkse betalingsmethode; Binnen 3 maanden voor de betalingsmethode elke 3 maanden; Binnen de eerste 4 maanden voor de betalingsmethode elke 6 maanden; Binnen de eerste 7 maanden voor de betalingsmethode elke 12 maanden; Op het moment van registratie van de betalingsmethode en het maandelijkse inkomensniveau als basis voor eenmalige betaling voor vele jaren later; Op het moment van registratie van de betalingsmethode en het maandelijkse inkomensniveau als basis voor eenmalige betaling voor de resterende sociale verzekeringsbetalingsperiode om in aanmerking te komen voor pensioen, maar op zijn vroegst is de maand onmiddellijk voorafgaand aan de maand waarin de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt volgens de regelgeving.
Voorwaarden voor het ontvangen van pensioen voor deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekering
Deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekering hebben recht op pensioen als zij in een van de volgende gevallen vallen.
Ten eerste moet u voldoen aan de voorwaarden voor pensioen zoals voorgeschreven in artikel 98 van de Wet op de Sociale Verzekeringen (pensioenleeftijd zoals voorgeschreven in clausule 2, artikel 169 van de Arbeidswet en ten minste 15 jaar sociale verzekeringen hebben betaald).
Ten tweede, het voldoen aan de voorwaarden voor pensioen overeenkomstig de bepalingen van clausule 9, artikel 141 van de Wet op de sociale verzekering (mensen die vóór 1 januari 2021 deelnemen aan de vrijwillige sociale verzekering en gedurende 20 jaar of langer vrijwillige sociale verzekering hebben betaald, hebben recht op pensioen wanneer ze de leeftijd van 60 jaar bereiken voor mannen en 55 jaar voor vrouwen, behalve in gevallen waarin werknemers pensioen willen ontvangen overeenkomstig de bepalingen van artikel 98 van de Wet op de sociale verzekering 2024).
De pensioengerechtigde tijd van deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekeringen die recht hebben op pensioen, wordt berekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin recht bestaat op pensioen.
Indien een deelnemer aan de sociale verzekering de vrijwillige sociale verzekering blijft betalen nadat hij/zij volgens de regelgeving aan de voorwaarden voor het ontvangen van pensioen heeft voldaan, is het tijdstip waarop het pensioen wordt ontvangen de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de betaling is gestopt en het verzoek om pensioen te ontvangen is ingediend.
In het geval van een vrijwillige deelnemer aan de sociale verzekering die momenteel een van de betalingsmethoden van 3 maanden, 6 maanden, 12 maanden of eenmalige betaling voor vele jaren in de toekomst implementeert volgens de bepalingen van de Wet op de sociale verzekeringen 2024 en in aanmerking komt voor pensioen volgens de regelgeving en een verzoek heeft om pensioen te ontvangen, is het tijdstip waarop pensioen wordt ontvangen de eerste dag van de maand volgend op de maand van recht en verzoek om pensioen te ontvangen.
Indien een deelnemer aan de vrijwillige sociale verzekering ten minste 15 jaar sociale verzekeringen heeft betaald, de pensioengerechtigde leeftijd zoals voorgeschreven in Clausule 2, Artikel 169 van de Arbeidswet bereikt vóór de inwerkingtreding van de Wet Sociale Verzekeringen 2024 en vanaf 1 juli 2025 geen vrijwillige sociale verzekeringen meer betaalt, geldt als tijdstip voor het ontvangen van pensioen de inwerkingtreding van de Wet Sociale Verzekeringen.
Als iemand vóór 1 januari 2021 deelneemt aan de vrijwillige sociale verzekering, ten minste 20 jaar vrijwillige sociale verzekering heeft betaald, 60 jaar oud is voor mannen en 55 jaar oud voor vrouwen vóór de ingangsdatum van de Wet op de sociale verzekeringen en vanaf 1 juli 2025 geen vrijwillige sociale verzekering meer betaalt, is de ingangsdatum van de Wet op de sociale verzekeringen het moment waarop hij/zij pensioen ontvangt.
Indien een vrijwillige deelnemer aan de sociale verzekering een eenmalige betaling doet voor de ontbrekende socialeverzekeringsbetalingsperiode zoals voorgeschreven in punt e, clausule 2, artikel 36 van de Wet op de sociale verzekeringen en artikel 7 van decreet nr. 159/2025, is het moment waarop pensioen wordt ontvangen de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het volledige bedrag voor de ontbrekende socialeverzekeringsbetalingsperiode is betaald.
Indien de geboortedatum en geboortemaand (enkel het geboortejaar) van de deelnemer aan de vrijwillige sociale verzekering niet kunnen worden vastgesteld, wordt de pensioengerechtigde leeftijd berekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin recht bestaat op pensioen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van deze circulaire. Hierbij wordt de maand van de pensioengerechtigde leeftijd bepaald op basis van 1 januari van het geboortejaar als basis voor het bepalen van de leeftijd van de deelnemer aan de vrijwillige sociale verzekering.
Circulaire nr. 11/2025 treedt in werking op 1 juli 2025.
Eerder, op 26 mei 2025, heeft de regering decreet nr. 159/2025/ND-CP uitgevaardigd, waarin de implementatie van een aantal artikelen van de Wet op de sociale verzekering inzake vrijwillige sociale verzekeringen wordt beschreven en begeleid.
Een van de belangrijkste beleidslijnen van dit besluit is het verhogen van de ondersteuning voor deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekering. Concreet ontvangen deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekering, volgens artikel 5 van besluit nr. 159/2025, steun van de staat met een percentage (%) van de maandelijkse vrijwillige socialeverzekeringsuitkering, gebaseerd op de armoedegrens van plattelandsgebieden, zoals voorgeschreven in clausule 2, artikel 31 en clausule 1, artikel 36 van de Wet op de sociale verzekering 2024.
De specifieke ondersteuningsniveaus zijn als volgt: 50% voor deelnemers uit arme huishoudens, mensen die in eilandgemeenschappen en speciale zones wonen volgens de regelgeving van de regering en de premier ; 40% voor deelnemers uit bijna-arme huishoudens; 30% voor deelnemers uit etnische minderheden; 20% voor andere deelnemers.
Dit ondersteuningsniveau is aanzienlijk verhoogd vergeleken met de regelgeving die werd toegepast onder decreet nr. 134/2015/ND-CP van 29 december 2015. Voorheen werden deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekering slechts voor 30% ondersteund voor deelnemers uit arme huishoudens, voor 25% voor deelnemers uit bijna-arme huishoudens en voor 10% voor anderen.
In Besluit nr. 159/2025 wordt ook duidelijk gesteld dat deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekering die recht hebben op ondersteuning op verschillende niveaus, ondersteuning op het hoogste niveau ontvangen.
Afhankelijk van de sociaal-economische omstandigheden, het vermogen om de begroting in evenwicht te brengen en de gecombineerde mobilisatie van maatschappelijke middelen, leggen de volkscomités van de provincies en de centraal bestuurde steden aan de volksraden van hetzelfde niveau een besluit voor over de ondersteuning van sociale verzekeringsbijdragen voor vrijwillige deelnemers aan de sociale verzekering in de regio, bovenop het in dit besluit voorgeschreven ondersteuningsniveau.
Op basis van de sociaal-economische ontwikkelingsomstandigheden en de begrotingscapaciteit van de staat zal de overheid van tijd tot tijd overwegen om het niveau van de steun voor deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekeringen dienovereenkomstig aan te passen.
De ondersteuningsperiode is afhankelijk van de daadwerkelijke tijd dat de betrokkene vrijwillig deelneemt aan de sociale verzekering, maar mag niet langer zijn dan 10 jaar (120 maanden).
Bron: https://baotuyenquang.com.vn/xa-hoi/202507/huong-dan-ve-bao-hiem-xa-hoi-tu-nguyen-ap-dung-tu-ngay-172025-eb55572/
Reactie (0)