1. De vrijwillige sociale verzekeringsuitkering geeft ook recht op zwangerschapsuitkeringen
De zwangerschapsuitkering is een van de nieuwe regelingen die zijn toegevoegd aan de Wet op de Sociale Verzekeringen (SI) 2024 vanaf 1 juli 2025. Op basis van de nieuwe wet kunnen deelnemers die deelnemen aan een vrijwillige verzekering, genieten van de volgende regelingen:
Zwangerschapsuitkeringen
Pensioenregeling
Uitkering bij overlijden
Vóór 1 juli 2025: In artikel 4, lid 2, van de Wet op de sociale verzekeringen 2014 hebben deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekering slechts recht op twee stelsels: het pensioenstelsel en het overlijdensstelsel.
Zoals te zien is, zullen vanaf 1 juli 2025, de datum waarop de Wet Sociale Verzekeringen 2024 officieel van kracht wordt, alle vrijwillige deelnemers aan de sociale verzekering, zoals freelancers, huisvrouwen, etc., recht hebben op zwangerschapsuitkering.
2. Indien de echtgenoot vrijwillig sociale verzekeringsbijdragen betaalt, heeft de huisvrouw ook recht op zwangerschapsuitkering.
Volgens de bepalingen van de Wet op de Sociale Verzekeringen nr. 58/2014/QH13 hebben deelnemers aan een vrijwillige sociale verzekering slechts recht op twee regelingen: pensioen en overlijden. Hoewel de overheid de hoogte van de premies ondersteunt, is de vrijwillige sociale verzekering nog steeds niet aantrekkelijk genoeg om ervoor te kiezen.
Om de aantrekkelijkheid van de vrijwillige sociale verzekering te vergroten, is de Wet op de sociale verzekeringen 2024, die onlangs op 29 juli 2024 door de Nationale Vergadering is aangenomen, uitgebreid met zwangerschapsuitkeringen voor alle deelnemers aan de vrijwillige sociale verzekering.
Als de echtgenoot vrijwillig sociale verzekeringen betaalt, ontvangt de huisvrouw ook zwangerschapsuitkering. Illustratie door AI: Hong Dao
Artikel 94 van de Wet op de Sociale Verzekeringen nr. 41/2024/QH15 bepaalt dat mannelijke werknemers van wie de vrouw bevalt, ook recht hebben op zwangerschapsuitkeringen.
De vrouw is dus niet verplicht om deel te nemen aan de sociale verzekering. Zolang de man vrijwillig deelneemt aan de sociale verzekering, ontvangt de vrouw ook zwangerschapsuitkering.
De moederschapsuitkering bedraagt 2 miljoen VND/kind volgens artikel 95 van de Wet op de sociale verzekeringen 2024.
Volgens artikel 94 van de Wet op de sociale verzekeringen 2024 zijn de onderwerpen en voorwaarden voor het ontvangen van moederschapsuitkeringen als volgt vastgelegd:
In de eerste plaats hebben personen die in de laatste 12 maanden voorafgaand aan de bevalling gedurende ten minste 6 maanden vrijwillige sociale verzekeringen hebben betaald of zowel verplichte sociale verzekeringen als vrijwillige sociale verzekeringen hebben betaald, recht op zwangerschapsuitkering wanneer zij in een van de volgende gevallen vallen:
- Vrouwelijke werksters die bevallen.
- Mannelijke arbeiders hebben vrouwen en kinderen.
* Indien zowel de man als de vrouw deelnemen aan de sociale verzekering: Slechts één van de twee ontvangt zwangerschapsuitkering.
* Indien beiden recht hebben op zwangerschapsuitkeringen in het kader van de vrijwillige sociale verzekering en ook recht hebben op zwangerschapsuitkeringen in het kader van de verplichte sociale verzekering: Alleen recht op zwangerschapsuitkeringen in het kader van de verplichte sociale verzekering.
Ten tweede, als de vrouw deelneemt aan de sociale verzekering en overlijdt na de bevalling: De vader/persoon die het kind rechtstreeks opvoedt, heeft recht op zwangerschapsuitkering.
Ten derde heeft de vrouw recht op zwangerschapsuitkeringen via de verplichte sociale verzekering, de man heeft recht op zwangerschapsuitkeringen via de vrijwillige sociale verzekering: De vrouw heeft recht op zwangerschapsuitkeringen via de verplichte sociale verzekering, de man heeft recht op zwangerschapsuitkeringen via de vrijwillige sociale verzekering.
En ten vierde heeft de man recht op zwangerschapsuitkeringen via de verplichte sociale verzekering, de vrouw heeft recht op zwangerschapsuitkeringen via de vrijwillige sociale verzekering: De man heeft recht op zwangerschapsuitkeringen via de verplichte sociale verzekering, de vrouw heeft recht op zwangerschapsuitkeringen via de vrijwillige sociale verzekering.
3. Mannelijke werknemers mogen 60 dagen na de bevalling thuisblijven om voor hun vrouw en kinderen te zorgen.
Vóór 1 juli 2025 wordt de in dit artikel voorgeschreven zwangerschapsverlofperiode, overeenkomstig punt d, lid 2, artikel 34 van de Wet op de sociale verzekeringen 2014, berekend binnen de eerste 30 dagen vanaf de datum waarop de vrouw bevalt.
Vanaf 1 juli 2025 moeten de verlofdagen voor zwangerschapsverlof echter binnen 60 dagen na de bevalling van de vrouw vallen. Mannelijke werknemers die deelnemen aan de verplichte sociale verzekering hebben dus recht op zwangerschapsverlof met de volgende duur binnen 60 dagen na de bevalling van de vrouw:
- 5 werkdagen, wanneer de vrouw normaal bevalt.
- 7 werkdagen wanneer de vrouw via een operatie bevalt of vóór de leeftijd van 32 weken.
- 10 werkdagen bij de geboorte van een tweeling. Mannelijke werknemers krijgen vanaf het derde kind 3 extra vrije dagen (d.w.z. 13 dagen) per kind, indien het een drieling of meer betreft.
- 14 werkdagen bij een bevalling van een tweeling via een keizersnede. Bij een bevalling van een drieling of meer via een keizersnede worden per kind 3 extra verlofdagen toegekend, te rekenen vanaf het derde kind.
Indien een werkneemster meerdere keren verlof opneemt, moet de ingangsdatum van het laatste verlof vallen binnen de eerste 60 dagen na de datum waarop de vrouw bevalt. De totale duur van het zwangerschapsverlof mag de voorgeschreven tijd niet overschrijden.
Vanaf 1 juli 2025 staat de wet toe dat mannelijke werknemers verlof opnemen om voor hun vrouw te zorgen die bevalt binnen de eerste 60 dagen na de geboortedatum, in plaats van alleen de eerste 30 dagen zoals vóór 1 juli 2025. De totale vrije tijd mag echter niet langer zijn dan de tijd die is gespecificeerd in clausule 2, artikel 53 van de Sociale Verzekeringswet van 2024.
Let op: De echtgenoot kan meer verlof opnemen dan hierboven genoemd, maar heeft geen recht op zwangerschapsuitkering als hij jaarlijks verlof of onbetaald verlof opneemt.
4. Bij alle gevallen van abortus bestaat recht op zwangerschapsuitkering.
Op grond van artikel 52 van de nieuwe Wet op de Sociale Verzekeringen wordt de tijd die u krijgt om van een uitkering te genieten bij een miskraam, abortus of doodgeboorte, als volgt geregeld:
- Maximaal 10 dagen: Zwangerschap jonger dan 5 weken.
- Maximaal 20 dagen: Zwangerschap van 5 weken tot jonger dan 13 weken.
- Maximaal 40 dagen: Zwangerschap van 13 weken tot jonger dan 22 weken.
- 120 dagen als de zwangerschap 22 weken of ouder is.
Wanneer werknemers bijvoorbeeld medische ingrepen uitvoeren om de ontwikkeling van het ongeboren kind te beëindigen (kortweg abortus genoemd), hebben zij ook recht op zwangerschapsuitkering, ongeacht of het om een pathologische of ongewenste abortus gaat.
Vóór 1 juli 2025 zal het Sociale Verzekeringsagentschap alleen de regeling voor werknemers die een miskraam, abortus, doodgeboorte of pathologische abortus hebben gehad, vaststellen om recht te hebben op zwangerschapsuitkeringen.
5. Het kind stierf vroeg, de moeder nam toch nog 6 maanden zwangerschapsverlof
Volgens clausule 2, artikel 52 van de Wet op de sociale verzekeringen 2024
Indien een werkneemster 22 weken of ouder zwanger is en voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in Clausule 2, Clausule 3 of Clausule 5, Artikel 50 van deze Wet en tijdens de bevalling een miskraam, abortus, doodgeboorte of een doodgeboorte heeft, hebben de werkneemster en haar echtgenoot recht op zwangerschapsverlof, net zoals een werkneemster die bevalt.
Als een werkneemster 22 weken of ouder zwanger is en recht heeft op zwangerschapsuitkering, maar tijdens de bevalling een miskraam, abortus, doodgeboorte of overlijden van de foetus krijgt, hebben de werkneemster en haar echtgenoot recht op verlof om zwangerschapsuitkering te ontvangen.
Dit betekent dat de vrouw nog steeds de volledige 6 maanden verlof heeft, de man nog steeds voor zijn vrouw zorgt en zowel de man als de vrouw zoals gebruikelijk zwangerschapsuitkering ontvangen.
Vóór 1 juli 2025 heeft de moeder, overeenkomstig clausule 3, artikel 34 van de Wet op de sociale verzekeringen 2014, na de bevalling, indien een kind jonger dan 2 maanden overlijdt, recht op 4 maanden arbeidsongeschiktheid vanaf de geboortedatum; indien een kind van 2 maanden of ouder overlijdt, heeft de moeder recht op 2 maanden arbeidsongeschiktheid vanaf de overlijdensdatum, maar de arbeidsongeschiktheid om aanspraak te kunnen maken op zwangerschapsuitkeringen mag niet langer zijn dan 6 maanden.
Daarnaast geldt volgens de nieuwe wet, clausule 4, artikel 53, dat wanneer een werkneemster zwanger is van een tweeling of meer en op het moment van de geboorte de foetus in de baarmoeder sterft of de foetus tijdens de bevalling sterft, de tijd die nodig is om zwangerschapsuitkering en eenmalige uitkering bij de bevalling te ontvangen, wordt berekend op basis van het aantal foetussen, inclusief levende kinderen, dode kinderen en doodgeboren foetussen.
6. De eenmalige uitkering bij bevalling wordt berekend op basis van het referentieniveau.
Clausule 4, artikel 58 van de Wet op de sociale verzekeringen 2024 betreffende de eenmalige uitkering bij een bevalling, het ontvangen van een kind via draagmoederschap of de adoptie van een kind jonger dan 6 maanden. De eenmalige uitkering voor elk kind zoals voorgeschreven in clausules 1, 2 en 3 van dit artikel is gelijk aan 2 keer het referentieniveau in de maand waarin de vrouwelijke werknemer bevalt, een kind via draagmoederschap ontvangt of een kind adopteert.
Artikel 60, over herstel en gezondheidsherstel na zwangerschapsverlof, bepaalt dat de uitkering voor één dag herstel en gezondheidsherstel na zwangerschapsverlof gelijk is aan 30% van het referentieniveau.
Volgens artikel 141, lid 13, van de Wet op de Sociale Verzekeringen is het in deze wet voorgeschreven referentieniveau, indien het basissalaris niet is afgeschaft, gelijk aan het basissalaris.
Op het moment dat het basissalaris wordt afgeschaft, mag het referentieniveau niet lager zijn dan dat basissalaris.
Momenteel bedraagt het basisloon volgens Decreet 73/2024/ND-CP 2,34 miljoen VND/maand.
Vóór 1 juli 2025 worden de eenmalige uitkering en de postnatale zorgvergoeding berekend op basis van het basissalaris.
Bron: https://baohatinh.vn/6-chinh-sach-moi-ve-che-do-thai-san-tu-ngay-172025-post290411.html






Reactie (0)