Deze drie artikelen zorgen vaak voor verwarring bij veel mensen. Probeer eens vijf meerkeuzevragen over 'een', 'een' en 'de'.
1. De lidwoorden "een" en "een"
In principe wordt het lidwoord "een" meestal gebruikt vóór een enkelvoudig, telbaar zelfstandig naamwoord om te verwijzen naar een persoon, ding of gebeurtenis in het algemeen.
Voorbeeld: Een auto is duurder dan een fiets.
Ik heb een regenjas meegenomen voor het geval het gaat regenen.
Het lidwoord "een" wordt ook gebruikt om voor het eerst in een gesprek naar een persoon of ding te verwijzen. De luisteraar heeft deze persoon of dit ding nog nooit eerder ontmoet, of weet er niet veel van.
Bijvoorbeeld: We zagen een meer toen we bij familie op bezoek gingen.
Het lidwoord "een" heeft een vergelijkbaar gebruik. Het enige verschil is dat "een" voorafgaat aan een zelfstandig naamwoord waarvan de uitspraak met een klinker begint: een paraplu, een ei, een uur, een MC.
2. Het lidwoord "de"
Het lidwoord "de" wordt vóór een zelfstandig naamwoord gebruikt om te verwijzen naar een persoon of zaak die al eerder is genoemd – dat wil zeggen, die al eerder ter sprake is gekomen of waarmee de luisteraar al bekend is.
Voorbeeld: We zagen een meer toen we bij familie op bezoek gingen. Het meer was enorm groot.
"The" wordt gebruikt vóór ontelbare zelfstandige naamwoorden of meervoudige telbare zelfstandige naamwoorden om naar specifieke personen of dingen te verwijzen.
Bijvoorbeeld: ik hou van muziek , maar ik hou niet van de muziek die buschauffeurs vaak draaien.
Het Engels gebruikt "the" ook om te verwijzen naar mensen of dingen die uniek zijn in hun omgeving, zoals de zon, de maan, de koning, de president.
"De" wordt voor een bijvoeglijk naamwoord geplaatst om te verwijzen naar een groep mensen die die eigenschap delen, bijvoorbeeld de armen, de ouderen, de doven.
"De" komt ook voor in verschillende zinsdelen die tijd aangeven (in de ochtend, in de jaren negentig), plaatsen (de Himalaya, de Zwarte Zee), organisaties (de Verenigde Naties, de politie), landen (de Verenigde Staten), kranten (The New York Times), media (de tv, de radio), uitvindingen (de gloeilamp, de camera), of omgevingen en aspecten van het leven (het milieu, het weer, de toekomst).
Concreet kan de spreker, wanneer hij naar een openbaar gebouw gaat, zoals een ziekenhuis of school, al dan niet "de" gebruiken, afhankelijk van het doel van het bezoek. Als de persoon deze plaatsen bezoekt voor een alledaags doel (naar school gaan, een medische controle ondergaan), zeggen we "naar school gaan", "naar het ziekenhuis gaan". Als de persoon deze plaatsen bezoekt voor een meer specifiek doel (een ouderavond bijwonen, een zieke bezoeken), moet "de" vóór de betreffende gebouwen worden geplaatst.
Kies het beste antwoord om de volgende zinnen af te maken:
Khanh Linh
Bronlink






Reactie (0)