
Volgens de legende had de stichter van het ambachtendorp, Nguyen Cong Hue, in de 15e eeuw als kind een bijzonder talent voor het maken van grappige dieren met behulp van de materialen die hij in zijn tuin ter beschikking had.

Stekelige bamboewortels en ruwe jackfruitwortels worden in de vorm van draken, eenhoorns, schildpadden en feniksen gesneden. Bananenwortels, cassavewortels, kokosnootschalen, enz. worden in de vorm van Boeddha's en feniksen gegoten.

De Ming-indringers vielen ons land binnen en dwongen onze mensen en getalenteerde mensen tot zwaar werk, waaronder Nguyen Cong Hue. Na tien jaar in het buitenland leerde hij een vak, verfijnde zijn vaardigheden en keerde terug naar zijn oude dorp, waar hij de vier ambachten die hij had geleerd – houtsnijden, lakschilderen, weven en acupunctuur met bijvoet – aan de dorpelingen doorgaf.

Latere generaties hadden ambachtslieden zoals To Phu Vuong, To Phu Luat, Hoang Dinh Uc... die nobele titels kregen, waardoor het ambachtsdorp Bao Ha schitterde.

De nakomelingen van Bao Ha zijn trots op hun voorouders en hun dorp, die het traditionele ambacht aan elkaar hebben doorgegeven. Van hieruit hebben beeldhouwers en lakkunstenaars zich verder ontwikkeld, waardoor het ambachtsdorp Bao Ha vandaag de dag bekendstaat als "Traditioneel ambachtsdorp van houtsnijwerk en lak" .
Erfgoed Magazine






Reactie (0)