Volgens informatie van het Ministerie van Onderwijs en Vorming vereisen sommige gemeenten nog steeds dat leraren opleidingscertificaten overleggen volgens de normen voor beroepstitels, IT-certificaten en certificaten voor vreemde talen bij het aanstellen en overdragen van beroepstitels. Dit maakt de aanstelling en overdracht van beroepstitels lastig en inconsistent.
Dienovereenkomstig wordt de benoeming van beroepstitels van leerkrachten in het kleuteronderwijs, het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs uitgevoerd volgens de bepalingen van artikel 7 van de circulaires nr. 01, 02, 03/2021/TT-BGDDT, die zijn gewijzigd en aangevuld in clausule 9, artikel 1, clausule 7, artikel 2, clausule 8, artikel 3 van de circulaire nr. 08/2023/TT-BGDDT.
Bij het maken van afspraken en het overzetten van de beroepstitelrang van de oude regelgeving naar de bijbehorende beroepstitelrang, hoeven docenten geen bewijsstukken van opleidingscertificaten volgens de normen voor de beroepstitel te overleggen (fotobron: internet).
Bij benoemingen en het overbrengen van de beroepstitelrangen van de oude regelgeving naar de overeenkomstige beroepstitelrangen zoals voorgeschreven in circulaires nr. 01/2021/TT-BGDĐT, 02/2021/TT-BGDĐT, 03/2021/TT-BGDĐT, wordt daarom uitsluitend gekeken naar de normen van het opleidingsniveau en de tijd dat de eerstvolgende lagere rang werd bekleed, zonder dat leraren bewijsstukken hoeven te overleggen van opleidingscertificaten volgens de normen van de beroepstitel van de benoemde rang en IT- en vreemdetaalcertificaten voor de normen inzake het vermogen om informatietechnologie toe te passen en het vermogen om vreemde talen of talen van etnische minderheden te gebruiken, zoals vereist door de functie.
Opgemerkt dient te worden dat Clausule 2, Artikel 5 van Circulaire nr. 08/2023/TT-BGDDT bepaalt dat "leraren geen bewijs hoeven te leveren van het uitvoeren van de taken van de rang wanneer ze worden benoemd tot de overeenkomstige rang overeenkomstig de bepalingen van Circulaires nr. 01/2021/TT-BGDDT, 02/2021/TT-BGDDT, 03/2021/TT-BGDDT, 04/2021/TT-BGDDT".
Ook volgens het Ministerie van Onderwijs en Vorming zijn er momenteel veel meningen over het bepalen van de totale bekledensduur (9 jaar) als basis voor benoeming, waarbij de overstap van de oude lerarenopleiding niveau II naar de nieuwe lerarenopleiding niveau II wordt gemaakt. Deze overstap is op sommige plaatsen niet uniform doorgevoerd. In sommige plaatsen geldt zelfs een eis van 9 jaar voor leraren met een universitair diploma.
Volgens de gewijzigde regelgeving in Circulaire nr. 08/2023/TT-BGDDT is de voorwaarde voor de overstap van voormalige leraren in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs van graad II naar de nieuwe beroepstitel van leraren in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs van graad II dat de totale tijd dat zij de oude graad III en oude graad II hebben bekleed, ten minste 09 (negen) jaar bedraagt (exclusief proeftijd).
Met name stelt het Ministerie van Onderwijs en Vorming geen eisen aan het universitaire opleidingsniveau voor de totale tijd dat men deze rang bekleedt. Daarom is de eis van sommige gemeenten dat 9 jaar van het bekleden van de oude rang III en oude rang II gelijk moet zijn aan 9 jaar van het behalen van het universitaire niveau, onjuist.
Bron






Reactie (0)