Volgens de Arbeidswet van 2019 hebben werknemers die voldoen aan de voorwaarden voor de betalingsperiode van de sociale verzekering, zoals voorgeschreven in de wet op de sociale verzekeringen, recht op pensioen wanneer ze de pensioengerechtigde leeftijd bereiken.
De gewijzigde Arbeidswet van 2019, die van kracht is vanaf 1 januari 2021, bepaalt: Vanaf 2021 bedraagt de pensioenleeftijd onder normale omstandigheden 60 jaar en 3 maanden voor mannelijke werknemers en 55 jaar en 4 maanden voor vrouwelijke werknemers. Daarna wordt de pensioenleeftijd elk jaar met 3 maanden verhoogd voor mannelijke werknemers en met 4 maanden voor vrouwelijke werknemers, totdat de leeftijd 62 jaar is voor mannelijke werknemers en 60 jaar voor vrouwelijke werknemers.
Werknemers met een verminderde arbeidscapaciteit, die in bijzonder zware, giftige of gevaarlijke beroepen of banen werken, of die in gebieden met bijzonder moeilijke sociaal -economische omstandigheden werken, mogen met pensioen gaan op een lagere leeftijd, maar niet meer dan 5 jaar ouder dan de voorgeschreven leeftijd op het moment van pensionering, behalve in gevallen waarin de wet anders bepaalt.
Werknemers met een hoge professionele en technische kwalificatie en enkele bijzondere gevallen kunnen met pensioen gaan op een hogere leeftijd, maar niet meer dan 5 jaar ouder dan de voorgeschreven leeftijd op het moment van pensionering, tenzij de wet anders bepaalt.
Dienovereenkomstig zal de pensioenleeftijd voor mannelijke werknemers in 2023 60 jaar en 9 maanden bedragen en voor vrouwelijke werknemers 56 jaar. Deze leeftijd geldt voor werknemers in normale arbeidsomstandigheden.
Onder normale arbeidsomstandigheden gaan mannelijke werknemers geboren in februari 1963 in december met pensioen, overeenkomstig decreet 135/2020/ND-CP betreffende de regeling van de pensioenleeftijd. Vrouwelijke werknemers geboren in november 1967 gaan in december met pensioen.
Bij een vervroegd pensioen van 5 jaar gaan de mannelijke werknemers geboren in februari 1968 en de vrouwelijke werknemers geboren in november 1972 in december met pensioen.
Bij pensionering ontvangt de begunstigde een maandelijks pensioen. De hoogte van het ontvangen salaris is afhankelijk van de maandelijkse sociale verzekeringsbijdrage en het aantal jaren dat de premie is betaald. Hoe langer de premieperiode, hoe hoger de premie, hoe hoger het pensioen en vice versa. Naast het salaris ontvangt de begunstigde ook een zorgverzekeringspas en worden de meeste kosten voor medisch onderzoek en behandeling gedurende de gehele pensioenperiode gedekt door de zorgverzekering.
Volgens het stappenplan voor de verhoging van de pensioenleeftijd zullen mannelijke werknemers in 2024 met pensioen gaan op 61-jarige leeftijd en vrouwelijke werknemers op 56 jaar en 4 maanden. In 2025 zullen mannelijke werknemers met pensioen gaan op 61 jaar en 3 maanden, en vrouwelijke werknemers op 56 jaar en 8 maanden.
De minimumleeftijd voor vervroegd pensioen in 2024 is volgens de regelgeving 56 jaar voor mannelijke werknemers; 51 jaar en 4 maanden voor vrouwelijke werknemers. In 2025 zal de minimumleeftijd voor mannelijke werknemers 56 jaar en 3 maanden zijn en de minimumleeftijd voor vrouwelijke werknemers 51 jaar en 8 maanden.
Werknemers met een hoge beroeps- en technische kwalificatie en enkele bijzondere gevallen kunnen met pensioen gaan op een hogere leeftijd, maar niet meer dan 5 jaar ouder dan de regelgeving voorschrijft. Dat wil zeggen dat deze bijzondere groep werknemers in 2024 uiterlijk met pensioen gaat op 66 jaar voor mannen en 61 jaar en 4 maanden voor vrouwen.
Minh Hoa (t/h)
Bron






Reactie (0)