Het Ministerie van Onderwijs en Opleiding heeft zojuist het ontwerpbesluit aangekondigd dat het salaris- en toelagebeleid voor leraren reguleert. Het ministerie wil hiermee op grote schaal opmerkingen van instanties, organisaties en individuen verzamelen.
Alle leraren hebben recht op een 'speciale salariscoëfficiënt'
Volgens het ontwerpbesluit hebben alle leerkrachten recht op een "speciale salariscoëfficiënt". Kleuterleidsters hebben recht op een speciale salariscoëfficiënt van 1,25 ten opzichte van de huidige salariscoëfficiënt; andere leerkrachtenfuncties hebben recht op een speciale salariscoëfficiënt van 1,15 ten opzichte van de huidige salariscoëfficiënt.
Voor leerkrachten die lesgeven op scholen, in klassen voor gehandicapten, in centra ter ondersteuning van de ontwikkeling van inclusief onderwijs en in internaten in grensgebieden, wordt 0,05 extra toegevoegd ten opzichte van het voorgeschreven niveau.

De speciale salariscoëfficiënt wordt berekend met het salarisniveau en wordt niet gebruikt voor de berekening van de toelage. De formule voor de berekening van het salarisniveau voor leraren is dus als volgt:
| Salaris geldig vanaf 1 januari 2026 | = | Basissalaris | X | Huidige salariscoëfficiënt | X | Speciale salariscoëfficiënt |
Voor hoogleraren geldt de salarisschaal voor senior experts.
Het ontwerpbesluit bepaalt dat docenten die benoemd zijn tot hoogleraar, onderworpen zijn aan de salarisschaal voor senior experts. Deze salarisschaal bestaat uit drie niveaus: 8,8 - 9,4 - 10,0.
Volgens het Ministerie van Onderwijs en Vorming is hoogleraar momenteel de hoogste titel, die blijk geeft van capaciteit, wetenschappelijk prestige en de rol van toonaangevende expertise, het verkennen en creëren van nieuwe kennis voor het vakgebied. Hoewel het niet bevestigt dat hoogleraren senior experts zijn, is de toepassing van de salarisschaal voor senior experts passend bij de positie en rol van hoogleraren in de ontwikkeling van het vakgebied waarvoor de titel hoogleraar is toegekend.
Geniet van verantwoordelijkheidsvergoeding, mobiliteitsvergoeding
Het ontwerp bepaalt dat bij overplaatsing van leerkrachten tussen onderwijsinstellingen waarbij de toelage op de plaats van vertrek hoger is dan op de plaats van aankomst, de toelageregelingen van vóór de overplaatsing of detachering maximaal 36 maanden behouden blijven, afhankelijk van het tijdstip van overplaatsing of detachering. Na deze periode kan worden overwogen de toelageregeling aan te passen aan de werkzaamheden en het werkgebied.
De regeling is bedoeld om de rechten van leerkrachten te beschermen bij het uitvoeren van mobilisatiewerkzaamheden, om leerkrachten aan te moedigen om op verzoek van de bevoegde autoriteiten deel te nemen aan mobilisatiewerkzaamheden bij andere onderwijsinstellingen of onderwijsbeheersinstanties en om tegelijkertijd de situatie van een overschot of tekort aan leerkrachten op te lossen.
Het ontwerpbesluit vult bovendien de betalingsbeginselen aan voor de uitvoering van de toelageregeling voor leraren die werkzaam zijn bij onderwijsinstellingen met veel onderwijs- of opleidingsniveaus, onderwijsinstellingen met veel scholen of takken.
Het ontwerp voorziet ook in mobiliteitsvergoedingen voor de volgende gevallen: gedetacheerde leerkrachten, leerkrachten die lesgeven tussen scholen en leerkrachten die moeten verhuizen om les te geven op verschillende scholen of in verschillende vestigingen. Leraren die bovengenoemde taken uitvoeren, hebben recht op mobiliteitsvergoedingen met een coëfficiënt van 0,2 ten opzichte van het basissalaris, afhankelijk van het aantal mobiliteitsdagen.
Met deze regeling wordt beoogd tekortkomingen te verhelpen, zoals het feit dat docenten gedetacheerd worden om les te geven, gezamenlijk lesgeven of worden overgeplaatst naar andere onderwijsinstellingen; docenten die binnen een onderwijsinstelling van school moeten wisselen om les te geven, maar geen mobiliteitsvergoeding ontvangen voor de dagen dat ze moeten verhuizen.
Daarnaast is er ook een zware, toxische en gevaarlijke limiet voor docenten die zowel theorie als praktijk doceren in oefenruimtes en werkplaatsen. De genoemde zware, toxische factoren zijn: blootstelling aan giftige stoffen, giftige gassen, giftig stof, oefenen in infectiegevoelige omgevingen, omgevingen met straling, enz.
De toeslag bedraagt 0,1 tot 0,4, afhankelijk van de omstandigheden waarin de leraar lesgeeft in een specifieke, zware en giftige omgeving.
Het besluit treedt in werking op 1 januari 2026. Bij de invoering van het nieuwe beleid blijft de specifieke salariscoëfficiënt van toepassing en vindt de omrekening van oud salaris naar nieuw salaris plaats volgens de overheidsvoorschriften.
Volgens berekeningen van het Ministerie van Onderwijs en Vorming is het budget voornamelijk bestemd voor leerkrachten in het kleuter- en basisonderwijs, omdat zij een groot aantal leerkrachten en andere onderwijsinstellingen vertegenwoordigen die momenteel autonoom zijn op niveau 3 en 2. Het budget bedraagt dus ongeveer VND 1,652 miljard. De kosten voor het betalen van mobiliteitsvergoedingen bedragen ongeveer VND 50 miljard per jaar.
Het Ministerie van Onderwijs en Opleiding bevestigde dat het ontwerpbesluit waarin de uitvoering van de Wet op Leraren wordt beschreven een belangrijke stap is om de richtlijnen en het beleid van de Partij inzake salaris- en toelagebeleid voor leraren te concretiseren, en op weg is naar een routekaart voor de realisatie van het beleid waarbij "de salarissen van leraren het hoogst worden gerangschikt in het systeem van salarisschalen voor administratieve carrières".
Bron: https://tienphong.vn/tat-ca-giao-vien-se-duoc-huong-he-so-luong-dac-thu-post1792670.tpo






Reactie (0)