Bij de vergadering waren de leiders van de afdeling Financiële Planning, de afdeling Beroepsonderwijs en Permanente Educatie van het Ministerie van Onderwijs en Opleiding aanwezig. Ook waren vertegenwoordigers van het Rijkskantoor, het Ministerie van Volksgezondheid, het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Cultuur, Sport en Toerisme aanwezig.
Leg de opmerkingen uit
De heer Tran Thanh Dam, directeur van de afdeling Financiële Planning, zei dat het ministerie van Onderwijs en Opleiding op 30 juli document nr. 1085/TTr-CP bij de regering heeft ingediend, een ontwerpbesluit waarin het collegegeldbeleid, vrijstellingen, verminderingen, collegegeldondersteuning, ondersteuning voor leerkosten en serviceprijzen op het gebied van onderwijs en opleiding worden geregeld.
Dit nieuwe besluit vervangt besluit nr. 81/2021/ND-CP van 27 augustus 2021 en besluit nr. 97/2023/ND-CP van 31 december 2023 van de regering (ontwerpbesluit) volgens vereenvoudigde processen en procedures.

Op 14 augustus publiceerde het Regeringsbureau document nr. 660/PLYK/2025 om de regeringsleden om commentaar op dit ontwerpbesluit te vragen. 25/25 van de regeringsleden (TVCP) stemde in met de goedkeuring van het ontwerpbesluit (100%), waarvan 3 TVCP-leden aanvullende opmerkingen hadden. Meer specifiek:
Volgens het advies van de minister van Cultuur, Sport en Toerisme bepalen clausule 1, artikel 9 en artikel 10 dat het maximale collegegeld voor de kunstopleiding (academiejaar 2025-2026: VND 1.360.000 per maand voor middelbaar onderwijs, VND 1.520.000 per maand voor universitair onderwijs) mogelijk niet voldoende is om de daadwerkelijke opleidingskosten te dekken. Er wordt voorgesteld een steunmechanisme vanuit de staatsbegroting in te voeren voor openbare onderwijsinstellingen die opleidingen in de kunstopleiding aanbieden.
In dit verband heeft het Ministerie van Onderwijs en Vorming verklaard dat de in de artikelen 9 en 10 van het ontwerpbesluit vastgelegde collegegelden voor kunststudenten aan universiteiten, hogescholen en middelbare scholen van openbare instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs die niet zelfvoorzienend zijn in hun reguliere uitgaven (groep 3) voor het schooljaar 2025-2026 VND 1.360.000/maand bedragen voor opleidingen op middelbare en hogeschoolniveau en VND 1.520.000/maand voor universitaire opleidingen; voor groep 2 (zelfvoorzienend in hun reguliere uitgaven) is dit 2 keer het hierboven genoemde niveau en voor groep 1 (zelfvoorzienend in hun reguliere uitgaven en investeringskosten) is dit 2,5 keer het hierboven genoemde niveau.

De bovengenoemde collegegelden dekken, volgens de resultaten van het onderzoek, in principe de opleidingskosten voor elk niveau van financiële autonomie. Met name voor opleidingsinstellingen in groep 3 zal, naast de bovengenoemde collegegelden, het resterende bedrag, conform het autonomiemechanisme van de publieke diensten zoals voorgeschreven in decreet nr. 60/2021/ND-CP, uit de staatsbegroting worden gefinancierd om de reguliere exploitatiekosten te dekken. Dit ontwerpdecreet reguleert daarom niet de inhoud van de voorgeschreven specialistische wetten.
Het ministerie van Onderwijs en Opleiding is momenteel belast met het indienen van een resolutie bij het Politbureau over de modernisering en baanbrekende ontwikkeling van onderwijs en opleiding; het ontwikkelen van wijzigingen en aanvullingen op de Onderwijswet, de Wet op het Beroepsonderwijs en de Wet op het Hoger Onderwijs in overeenstemming met het Wetgevingsprogramma 2025; het zal dit ter commentaar en goedkeuring voorleggen aan de Nationale Vergadering tijdens de 10e zitting van de 15e Nationale Vergadering in oktober 2025.
Verduidelijking van de begunstigden van het beleid
De minister van Financiën gaf aan dat het lastig is om het beleid inzake vrijstelling van collegegeld uit te voeren. Concreet zou het zo geregeld moeten worden dat: leerlingen die de middelbare school afronden, op middelbaar niveau kunnen blijven studeren en niet op andere opleidingsniveaus hoeven te studeren; tegelijkertijd kan elk vak slechts één keer van het beleid gebruikmaken.

De vertegenwoordiger van het Ministerie van Onderwijs en Vorming zei: In punt b, zin 2, artikel 62 van de Wet op het beroepsonderwijs staat duidelijk: "Personen die de middelbare school afronden en verder studeren op middelbaar niveau" zijn vrijgesteld van collegegeld.
Daarnaast is het (voorheen) Ministerie van Arbeid, Oorlogsinvaliden en Sociale Zaken van mening dat het vrijstellen van collegegeld voor leerlingen van de onderbouw van de middelbare school om op middelbaar niveau te studeren, inclusief middelbare scholieren, effectief is om leerlingen aan te moedigen op middelbaar niveau te studeren en vervolgens over te stappen naar hogeschool of hoger onderwijs na het behalen van het middelbaar onderwijs. Dit draagt bij aan de effectieve uitvoering van het beleid voor de doorstroom van leerlingen en verbetert de kwaliteit van de personeelszaken.
Volgens het standpunt van de Minister van Volksgezondheid wordt in artikel 20 voorgesteld om de verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen voor het betalen van het verschil tussen het werkelijke collegegeld van de opleidingsinstelling en het niveau van de staatssteun in het ontwerpbesluit op te nemen, zodat er een basis voor de uitvoering ontstaat.
Het Ministerie van Onderwijs en Opleiding gaf aan dat deze inhoud is vastgelegd in punt c, clausule 2, artikel 19. Echter, na het advies van de minister van Volksgezondheid te hebben aanvaard, verduidelijkte het de verantwoordelijkheid van opleidingsinstellingen in punt c, clausule 2, artikel 19:
De staat verstrekt vrijstelling van collegegeld en compensatie voor vermindering van collegegeld aan beroepsopleidingsinstellingen en openbare universiteiten om het beleid inzake vrijstelling en vermindering van collegegeld uit te voeren voor leerlingen die in aanmerking komen voor vrijstelling en vermindering van collegegeld overeenkomstig de hoogte van het collegegeld van beroepsopleidingsinstellingen en openbare universiteiten, maar niet hoger dan het collegegeldplafond zoals voorgeschreven in Clausule 1, Artikel 9, Clausule 1, Artikel 10 van dit besluit dat overeenkomt met elk schooljaar en elke opleidingssector en elk blok.
Het resterende bedrag dat de leerling moet betalen, is gelijk aan het verschil tussen het in Clausule 1, Artikel 9, Clausule 1, Artikel 10 voorgeschreven collegegeldplafond en het ondersteuningsniveau van de Staat, met uitzondering van de gevallen van beroepen zoals voorgeschreven in Punt a en Punt b, Clausule 1, Artikel 16, waarbij de leerling het verschil moet betalen tussen het werkelijke collegegeld van de onderwijsinstelling en het ondersteuningsniveau van de Staat...
Ter afsluiting van de bijeenkomst erkende en waardeerde viceminister Le Tan Dung de opmerkingen van de afgevaardigden van de betrokken ministeries en afdelingen. In de geest van openheid en maximale verantwoordelijkheid verzocht viceminister Le Tan Dung de afdeling Financiële Planning om de uitgewisselde meningen volledig te verwerken en de nodige aanpassingen door te voeren alvorens het nieuwe ontwerpbesluit aan de leiders van het ministerie van Onderwijs en Vorming voor te leggen.
Bron: https://giaoducthoidai.vn/tiep-tuc-hoan-thien-du-thao-nghi-dinh-ve-mien-giam-hoc-phi-post745865.html






Reactie (0)