Concept salarisbeleid en toelagen voor leraren
Het Ministerie van Onderwijs en Vorming heeft het ontwerpbesluit aangekondigd dat het salaris- en toelagebeleid voor leraren reguleert. Het ontwerpbesluit dat de implementatie van de Wet op het Onderwijs beschrijft, is een belangrijke stap in de concretisering van de richtlijnen en het beleid van de Partij met betrekking tot het salaris- en toelagebeleid voor leraren, en draagt bij aan de routekaart voor de realisatie van het beleid waarbij "de salarissen van leraren het hoogst worden gerangschikt in het systeem van salarisschalen voor administratieve carrières".
Volgens het ontwerpbesluit hebben alle leerkrachten recht op een "speciale salariscoëfficiënt". Kleuterleidsters hebben recht op een speciale salariscoëfficiënt van 1,25 ten opzichte van de huidige salariscoëfficiënt; andere leerkrachtenfuncties hebben recht op een speciale salariscoëfficiënt van 1,15 ten opzichte van de huidige salariscoëfficiënt.
Voor leerkrachten die lesgeven op scholen, in klassen voor gehandicapten, in centra ter ondersteuning van de ontwikkeling van inclusief onderwijs en in internaten in grensgebieden, wordt 0,05 extra toegevoegd ten opzichte van het voorgeschreven niveau.
De speciale salariscoëfficiënt wordt berekend met het salarisniveau en wordt niet gebruikt voor de berekening van de hoogte van de toelage. Ook volgens het ontwerp wordt voor docenten die benoemd zijn tot hoogleraar de salarisschaal voor senior experts toegepast. De salarisschaal bestaat dus uit 3 niveaus: 8,8 - 9,4 - 10,0.
Bij overplaatsing van leerkrachten tussen onderwijsinstellingen waarbij de toelagen bij de zendende onderwijsinstelling hoger zijn dan bij de ontvangende onderwijsinstelling, behoudt de leerkracht de toelagenregelingen die hij vóór de overplaatsing of detachering genoot gedurende maximaal 36 maanden, afhankelijk van het tijdstip van overplaatsing of detachering. Na deze periode wordt overwogen de toelagenregeling aan te passen aan de functie en het werkgebied.
Bij de overstap van docenten van openbare onderwijsinstellingen naar onderwijsinstellingen waar de toelagen bij de onderwijsinstelling hoger zijn dan die van de onderwijsinstelling, worden het salaris en de toelagen die de docenten vóór de overstap hebben ontvangen, gedurende een periode van 12 maanden gereserveerd. Na deze periode worden het salaris en de toelagen beschouwd als heringedeeld en passend bij de functie die ze bekleden.
Om plotselinge inkrimping van het regime en het beleid voor docenten te voorkomen, bepaalt het ontwerpbesluit ook het volgende: indien de administratieve eenheid waar de onderwijsinstelling actief is, door een bevoegde autoriteit wordt gewijzigd naar het type administratieve eenheid en de oude administratieve eenheid wordt ingedeeld in een instelling die in aanmerking komt voor hogere toelagen, blijven docenten die bij die onderwijsinstelling werken, gedurende een periode van 6 maanden vanaf de datum van het besluit tot indeling van de nieuwe administratieve eenheid door de bevoegde autoriteit van dit toelageniveau genieten.
Het ontwerpbesluit vult bovendien de betalingsbeginselen aan voor de uitvoering van de toelageregeling voor leraren die werkzaam zijn bij onderwijsinstellingen met veel onderwijs- of opleidingsniveaus, onderwijsinstellingen met veel scholen of takken.
Wat betreft de toelage voor taakverantwoordelijkheid, voegt het ontwerpbesluit de volgende gevallen toe die in aanmerking komen voor een toelage voor taakverantwoordelijkheid: hoofden/adjunct-hoofden van beroepsgroepen, hoofden/adjunct-hoofden van afdelingen en equivalenten; docenten talen van etnische minderheden in opleidingsafdelingen voor talen van etnische minderheden aan instellingen voor hoger onderwijs; docenten die vakken in vreemde talen geven (met uitzondering van docenten vreemde talen); docenten die zijn aangesteld om studentenbegeleiding te verrichten.
Wat betreft mobiliteitsvergoedingen voegt het ontwerpbesluit gevallen toe die in aanmerking komen voor mobiliteitsvergoedingen, waaronder gedetacheerde leerkrachten, leerkrachten die lesgeven op meerdere scholen en leerkrachten die moeten verhuizen om les te geven op andere scholen of in andere vestigingen.

Premier keurt project goed om Engels tweede taal te maken op scholen
De premier keurde het project "Engels de tweede taal maken op scholen voor de periode 2025-2035, met een visie tot 2045" goed. Het project werd vastgesteld met Besluit nr. 2371/QD-TTg van 27 oktober 2025.
Het project wordt toegepast in alle voorschoolse, algemene, universitaire, beroeps- en permanente educatie-instellingen in het hele land. Naar schatting zal het project ongeveer 50.000 onderwijsinstellingen bereiken met bijna 30 miljoen kinderen, leerlingen en ongeveer 1 miljoen managers en leraren op alle niveaus, studierichtingen en opleidingen.
De projectuitvoeringsperiode bedraagt 20 jaar (van 2025 tot 2045) en bestaat uit 3 hoofdfasen.
Fase 1 (2025-2030) zal met name de basis leggen en standaardiseren, zodat er een solide basis ontstaat voor het regelmatig en systematisch gebruiken van Engels in de onderwijsomgeving.
Fase 2 (2030-2035) zal worden uitgebreid en versterkt, waarbij het gebruik van Engels vaker wordt bevorderd.
Fase 3 (2035-2045) wordt afgerond en uitgebreid. Engels zal op natuurlijke wijze worden gebruikt en er ontstaat een ecosysteem van Engelstalig gebruik in de onderwijsomgeving, communicatie en schooladministratie.
Wat betreft de middelenvoorwaarden zijn de centrale en lokale instanties en organisaties die onder de projectvoorschriften vallen, verantwoordelijk voor de uitvoering nadat het project is gestart.
Om het project succesvol uit te voeren, is met name voor de voorschoolse opvang 1 vacature voor een docent Engels per voorschoolse educatiefaciliteit nodig. Verwacht wordt dat er landelijk 12.000 extra vacatures voor docenten Engels zullen zijn in openbare voorschoolse educatiefaciliteiten.
Om een solide basis te leggen en het succes van de projectdoelstellingen te waarborgen, stelt het Ministerie van Onderwijs en Vorming voor om verplicht Engels te introduceren vanaf groep 1 van het Programma Algemeen Onderwijs (momenteel verplicht vanaf groep 3). Dit zal leiden tot een extra team van docenten Engels in basisscholen in het hele land, met ongeveer 10.000 extra docenten Engels.
Daarnaast is het noodzakelijk om de Engelse en professionele en pedagogische vaardigheden van ten minste 200.000 Engelse leraren op te leiden en te bevorderen, van nu tot 2035, om te voldoen aan de behoeften en doelstellingen van het project.

Vietnam en het Verenigd Koninkrijk ondertekenen een intentieverklaring voor samenwerking op het gebied van onderwijs.
Op 29 oktober had minister van Onderwijs en Opleiding Nguyen Kim Son een werksessie met de Britse minister van Vaardigheden, Baroness Smith, om de samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding tussen de twee landen in de nieuwe periode te bevorderen. Deze activiteit maakte deel uit van het officiële bezoek van secretaris-generaal Lam aan het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Minister Nguyen Kim Son bevestigde tijdens de werksessie dat de alomvattende samenwerkingsrelatie tussen Vietnam en het Verenigd Koninkrijk, ook op het gebied van onderwijs en opleiding, zich sterk ontwikkelt.
Veel Vietnamese studenten studeren aan vooraanstaande universiteiten in het Verenigd Koninkrijk. Er zijn veel gezamenlijke opleidings- en onderzoekssamenwerkingsprogramma's effectief geïmplementeerd, die bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van de menselijke hulpbronnen, de bevordering van de economische en sociale ontwikkeling, de bescherming van het milieu en de verbetering van de volksgezondheid.
De minister sprak zijn dank uit aan de Britse regering voor het beschikbaar stellen van vele beurzen aan Vietnamese ambtenaren en studenten, waardoor er mogelijkheden voor studie en academische uitwisseling zijn ontstaan met het toonaangevende geavanceerde onderwijssysteem ter wereld.
Verwijzend naar de toekomstige samenwerkingsoriëntatie verklaarde minister Nguyen Kim Son dat Vietnam hoopt dat de Britse regering de ontwikkeling van Engels als tweede taal zal blijven ondersteunen door middel van de opleiding van docenten Engels en docenten in gespecialiseerde vakken in het Engels. De minister hoopt ook dat beide partijen de samenwerking op het gebied van opleiding en onderzoek in nieuwe technische en technologische gebieden zullen versterken om zo hoogwaardige menselijke hulpbronnen voor Vietnam te ontwikkelen.
De minister zei dat Vietnam zich richt op de hervorming van het beroepsonderwijs en de ontwikkeling van een aantal belangrijke nationale beroepsopleidingen. De samenwerking tussen de twee landen op dit gebied is nog bescheiden. Daarom hoopt Vietnam te leren van de Britse ervaring met het opzetten en implementeren van programma's voor beroepsonderwijs in het voortgezet onderwijs, en zo de capaciteit voor beroepsopleidingen te verbeteren en beter af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt.
De minister sprak tevens de hoop uit dat beide regeringen binnenkort een Memorandum van Overeenstemming (MOU) over samenwerking op onderwijsgebied zouden ondertekenen, om de samenwerkingsoriëntaties te concretiseren, met name in de context van de opwaardering van de relatie tussen Vietnam en het Verenigd Koninkrijk tot een Uitgebreid Strategisch Partnerschap.
Tijdens de bijeenkomst ondertekenden de twee ministers een intentieverklaring voor samenwerking en nodigde minister Baroness Smith minister Nguyen Kim Son respectvol uit om het Wereldonderwijsforum bij te wonen dat in mei 2026 in het Verenigd Koninkrijk wordt gehouden.
Diezelfde dag bezocht minister Nguyen Kim Son ook het Vietnamese gezelschap onder leiding van Nguyen Duy Ngoc, lid van het Politbureau en plaatsvervangend hoofd van het Centraal Stuurcomité voor Wetenschap, Technologie, Innovatie en Digitale Transformatie. Zij bezochten Imperial College London en werkten daar samen.
Tijdens de bijeenkomst stelde minister Nguyen Kim Son een aantal mogelijke samenwerkingsrichtingen voor tussen beide partijen voor, zoals: het ontwikkelen van gezamenlijke opleidingsprogramma's met dezelfde graad; het opzetten van onderzoekscentra in Vietnam; en het opleiden van PhD's volgens de behoeften van Vietnam.

Voor het eerst is er één nationaal zwemprogramma.
Het ministerie van Onderwijs en Opleiding heeft een programma en documenten gepubliceerd die gericht zijn op veilig zwemonderwijs voor leerlingen. Dit is het eerste officiële programma dat door het ministerie is goedgekeurd en uitgegeven ter uitvoering van Besluit nr. 1717/QD-TTg van 31 december 2024 van de premier betreffende "Verbetering van het onderwijs in kennis en vaardigheden ter voorkoming van verdrinking onder leerlingen in de periode 2025-2035".
Het programma en de instructiematerialen voor het aanleren van veilig zwemmen zijn bedoeld om de inhoud op één lijn te brengen, gemeenten en onderwijsinstellingen te helpen bij het organiseren van een synchrone implementatie, om studenten volledige kennis en vaardigheden bij te brengen voor het voorkomen van verdrinking en om studenten te helpen hun gezondheid en leven proactief te beschermen.
Het programma en de materialen stellen specifieke doelen voor leerlingen op elk niveau. Het programma en de materialen omvatten 16 lessen, waarvan 15 lessen en 1 toets en beoordeling. Elke les duurt 60 tot 90 minuten. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden (weer, leervermogen, fysieke conditie, gezondheid van de leerlingen) passen docenten flexibel lesmethoden toe en reserveren ze voldoende tijd voor elke leerling.
In de programma- en begeleidingsdocumenten worden ook de voorwaarden voor de uitvoering vastgelegd in termen van faciliteiten, personeel, documenten en financiering.
Wat betreft de faciliteiten moet een vast of gemonteerd (mobiel) zwembad beschikken over een schone waterbron, voldoende waterdiepte, vlakke wanden en een vlakke ondergrond om de veiligheid van leerlingen en leerkrachten te garanderen bij het organiseren van zwemlessen. De omgeving van het zwembad moet schoon en luchtig zijn, met voldoende ruimte om op te warmen voordat men het water in gaat om te leren zwemmen. Er moet minimaal reddingsmateriaal aanwezig zijn volgens de regelgeving, toiletten, douches, aparte kleedruimtes voor mannelijke en vrouwelijke leerlingen en de zwembadregels.
Wat betreft personeelszaken, moeten zwemleraren door de bevoegde instanties zijn opgeleid en gecertificeerd in het lesgeven over veilig zwemmen en het voorkomen van verdrinking. Daarnaast moeten er volgens de voorschriften badmeesters en medisch personeel aanwezig zijn en moeten er medewerkers zijn die het zwembadgebied en de bijbehorende werkzaamheden schoonmaken.
Onderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen van plannen en het rapporteren hiervan aan de bevoegde autoriteiten, zodat deze goedkeuring kunnen verlenen voor de implementatie van veilige zwemlessen voor leerlingen conform het programma. Ook moeten zij veilige zwemcertificaten uitreiken aan leerlingen die voldoen aan de eisen op basis van de inhoud die aan het einde van de cursus wordt getoetst.
Bron: https://giaoducthoidai.vn/nong-trong-tuan-nha-giao-duoc-huong-he-so-luong-dac-thu-thu-tuong-phe-duyet-de-an-tieng-anh-post755071.html






Reactie (0)