
Op de ochtend van 10 december heeft de Nationale Vergadering , onder voorzitterschap van vicevoorzitter Nguyen Thi Thanh, met een overweldigende meerderheid van stemmen voor de wet aangenomen tot wijziging en aanvulling van een aantal artikelen van de Onderwijswet. 437 van de 445 afgevaardigden stemden voor, wat neerkomt op een percentage van 92,39%, waarmee de wet officieel werd aangenomen.
De wet definieert derhalve duidelijk de rol van docenten, de juridische status van onderwijsinstellingen, de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie in onderwijs en opleiding, het systeem van diploma's en certificaten van het nationale onderwijssysteem, en met name het uniforme gebruik van één set leerboeken voor het algemeen onderwijs in het hele land.
De wet treedt in werking op 1 januari 2026, met uitzondering van de gevallen die zijn bepaald in artikel 2, lid 2, van de wet.
Eerder luisterden de afgevaardigden van de Nationale Vergadering naar minister van Onderwijs en Training Nguyen Kim Son, gemachtigd door de premier , die het rapport presenteerde waarin het wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van een aantal artikelen van de Onderwijswet werd toegelicht, aanvaard en herzien.

Daarom heeft de regering de opmerkingen uit de evaluatie verwerkt in het herziene ontwerp, waarin is vastgelegd dat de minister van Onderwijs en Training een reeks algemene leerboeken voor uniform nationaal gebruik vaststelt. Dit zorgt ervoor dat het ministerie van Onderwijs en Training kan kiezen voor het samenstellen van een nieuwe reeks leerboeken of het selecteren en herzien van bestaande leerboeken, afhankelijk van de praktijksituatie en het besluit van de bevoegde autoriteit.
Daarnaast behoudt het ontwerp de bevoegdheid van de regering om de gratis verstrekking van leerboeken aan studenten te reguleren; tegelijkertijd wordt de bepaling geschrapt die "de regering de bevoegdheid geeft om de details van de socialisatie van leerboeken te reguleren".
In de huidige context is het nog niet haalbaar om direct een uniforme set leerboeken te legaliseren die rechtstreeks door de staat is samengesteld of via een gesocialiseerd mechanisme is ingevoerd, aangezien het specifieke plan nog door de bevoegde autoriteiten wordt overwogen.
Bovendien draagt het open karakter van de regelgeving in het ontwerp bij aan de stabiliteit van de wet, doordat rigide beperkingen worden vermeden wanneer het beleid nog in de onderzoeks- en effectbeoordelingsfase zit.
Wat betreft socialisatie, inclusief organisaties en individuen die algemene onderwijsboeken schenken en geven, dient de uitvoering te worden voortgezet conform artikel 16 van de huidige onderwijswet en de relevante wettelijke voorschriften.
Daarnaast is in het ontwerp de juridische status van "beroepsonderwijs op middelbaar niveau" binnen het beroepsonderwijs herzien en verduidelijkt. Daarin staat dat "beroepsonderwijs het basisonderwijs, beroepsonderwijs op middelbaar niveau, voortgezet onderwijs, hoger onderwijs en andere beroepsopleidingen omvat" (punt c, clausule 2 en clausule 3, artikel 6). Ook is "beroepsonderwijs op middelbaar niveau op hetzelfde niveau als algemeen middelbaar onderwijs" duidelijk gedefinieerd om de effectiviteit van de differentiatie van leerlingen te verbeteren, de aansluiting tussen algemeen middelbaar onderwijs en beroepsopleiding te versterken, de juridische waarde van diploma's van beroepsonderwijs op middelbaar niveau te verduidelijken en het recht op hoger onderwijs te waarborgen door middel van de wijziging en aanvulling van clausule 1, artikel 38, "Universitaire opleiding voor leerlingen die zijn afgestudeerd aan een algemene middelbare school, beroepsonderwijs op middelbaar niveau of een gelijkwaardige of hogere opleiding."
Het ontwerp van de wijziging van artikel 9, lid 2, betreffende differentiatie, laat duidelijk zien dat er voorwaarden worden gecreëerd voor leerlingen om, na het afronden van het lager secundair onderwijs, het hoger secundair onderwijs, het beroepsonderwijs en gelijkwaardige programma's, hun studies op een hoger niveau voort te zetten of deel te nemen aan een baan die aansluit bij hun capaciteiten, sterke punten, talenten, persoonlijke omstandigheden en de behoeften van de maatschappij.
Tegelijkertijd heeft de regering het ministerie van Onderwijs en Opleiding, op basis van de haar toegekende bevoegdheden, opdracht gegeven onderzoek te doen naar en een plan te ontwikkelen om de wettelijke rechten van leerlingen te waarborgen en de kwaliteit van het onderwijs te garanderen. Dit is vastgelegd in de circulaire van de minister, waarin de regelgeving inzake differentiatie en doorstroming, alsmede de toelatingsregels, nader worden toegelicht.

De regering heeft opdracht gegeven tot een herziening en aanpassing van de regelgeving die de afgifte van diploma's voor het voortgezet onderwijs verbiedt. Deze regelgeving zal in het gehele wetsontwerp worden vervangen door de formulering "afronding van het voortgezet onderwijs of een gelijkwaardige opleiding". Tegelijkertijd bepaalt het wetsontwerp dat diploma's en certificaten in papieren of digitale vorm zullen worden afgegeven, met als doel de implementatie van digitale transformatiebeleid in het onderwijs te bevorderen.
Daarnaast standaardiseert het ontwerp de term 'diploma van gespecialiseerde opleidingen in bepaalde specifieke vakgebieden' in plaats van 'gelijkwaardig diploma', waarmee de aard van diploma's zoals die van artsen, apothekers, ingenieurs en architecten nauwkeurig wordt weergegeven; dit zorgt voor consistentie met het ontwerp van de Wet op het Hoger Onderwijs (gewijzigd) en sluit aan bij internationale praktijken.
Voor postdoctorale vervolgopleidingen in de gezondheidszorg die leiden tot diploma's zoals specialisatie- en specialistische opleidingen, zal de begeleiding met betrekking tot organisatie, uitvoering en beheer worden verzorgd door het Ministerie van Volksgezondheid in overeenstemming met de bepalingen van het ontwerp van de Wet op het Hoger Onderwijs (gewijzigd).
De regering heeft de adviezen uit het evaluatierapport en de meningen van de leden van de Nationale Vergadering overgenomen en de regelgeving aangevuld met bepalingen over het onderwijzen van een aanzienlijke hoeveelheid algemene vorming en culturele kennis in de opleidingsprogramma's van bepaalde vakgebieden en beroepen, om zo problemen en obstakels in de praktijk op te lossen (met name op het gebied van kunst, lichamelijke opvoeding en sport).
Tegelijkertijd schaft het ontwerp clausule 2 van artikel 28 af en geeft het de minister van Onderwijs en Opleiding de bevoegdheid om gevallen te regelen waarin leerlingen een leerjaar mogen overslaan, of op een oudere of jongere leeftijd mogen studeren dan de in clausule 1 vastgestelde leeftijd. Dit vergroot de flexibiliteit en de geschiktheid voor de diverse omstandigheden en capaciteiten van leerlingen, met name leerlingen uit etnische minderheden, leerlingen met bijzondere omstandigheden of leerlingen met uitzonderlijke talenten en aanleg; in lijn met de focus op talentontwikkeling en de opbouw van een open, flexibel en modern onderwijssysteem.
Bron: https://nhandan.vn/tu-nam-2026-ap-dung-thong-nhat-mot-bo-sach-giao-khoa-tren-toan-quoc-post929253.html










Reactie (0)