In Kite Book, Wiskunde 3, Deel 1 wordt een rechthoek gedefinieerd als een vorm met 4 rechte hoeken, 2 gelijke lange zijden en 2 gelijke korte zijden.

Een rechthoek heeft alle eigenschappen van een gelijkbenige trapezium en een parallellogram, zoals:
- Paren tegenoverliggende zijden zijn altijd evenwijdig en gelijk.
- De hoeken zijn gelijk en 90 graden.
- Rechthoeken hebben symmetrie door de diagonalen en door de middens van de zijden.
- Een vierhoek met drie rechte hoeken is een rechthoek.
- Een gelijkbenige trapezium met één rechte hoek is een rechthoek.
- Een parallellogram met één rechte hoek is een rechthoek.
- Een vlak met twee gelijke diagonalen is een rechthoek.
Volgens het leerboek Wiskunde 3 moeten we de omtrek van een rechthoek berekenen door de lengte plus de breedte (dezelfde meeteenheid) te nemen en dit vervolgens met 2 te vermenigvuldigen.
P = (a+b) x 2 |
Daarbinnen
P is de omtrek van de rechthoek.
a is de lengte van de rechthoek.
b is de breedte van de rechthoek.

Bijvoorbeeld: Bereken de omtrek van een rechthoek met een lengte van 6 cm en een breedte van 4 cm.
Antwoord: De omtrek van de rechthoek is P = (6+4) x 2 = 20 (cm).
Vergelijk rechthoeken en vierkanten
Criteria | Rechthoek | Vierkant |
---|---|---|
Rand | 4 zijden, 2 paar tegenoverliggende zijden zijn gelijk | 4 zijden, alle 4 zijden zijn gelijk |
Hoek | 4 rechte hoeken | 4 rechte hoeken |
Diagonaal | Twee diagonalen zijn gelijk, snijden elkaar in het midden, maar staan niet loodrecht op elkaar | Twee diagonalen zijn gelijk, snijden elkaar in het midden en staan loodrecht op elkaar. |
Formule voor het berekenen van de omtrek | P = (a+b) x 2 | P = 4a |
Formule voor het berekenen van de oppervlakte | S = axb | S = a2 |

Bron: https://vietnamnet.vn/cong-thuc-tinh-chu-vi-hinh-chu-nhat-la-gi-2452851.html
Reactie (0)